Een paar jaar geleden kreeg ik de kans om naar Libanon te gaan. Een katholieke vrijwilligersorganisatie organiseert daar elk jaar een zomerkamp voor Libanezen met een beperking, waar zij 'de gasten' worden genoemd. Nederlandse vrijwilligers nemen een week de zorgtaken waar en maken er een feestje van. Ze hadden nog een priester nodig voor de geestelijke begeleiding. Die konden ze toen niet vinden, dus kregen ze twee priesterstudenten mee, waaronder ik.
Het was een prachtige week waarin jonge mensen liefdevol en met humor zorg verleenden. De gasten voelden zich gezien en ze hadden een mooie week. Het was een periode vol bijzondere indrukken. Aan het einde van de week, nadat we afscheid namen van de gasten, kwam het moment dat we een berg zouden gaan beklimmen om bovenop, bij een gigantisch beeld van de heilige Charbel (een in Libanon zeer geliefde heilige), een slotviering te hebben. Het was een serieuze berg en er was geen lift.
Zelf zou ik voorgaan in die viering en dapper wandelde ik richting de berg, maar na enkele meters realiseerde ik mij dat ik mijn conditie thuis had laten liggen. Manmoedig stapte ik door, terwijl de afstand tot de rest van de groep steeds groter werd. U begrijpt, die liepen dus ver voor mij uit. De bezorgde blikken naar achteren namen toe, maar ik zei dat ze gewoon moesten doorlopen. Ze zouden mij vanzelf wel zien verschijnen op de berg. Het was een hele klim. In mijn zak voelde ik mijn rozenkrans en toen leerde ik hoe goed het is om zo’n gebedssnoer altijd bij je te hebben. Op de weg omhoog kwam ik een auto tegen. Buiten adem vroeg ik om een lift en de vriendelijke chauffeur scheurde mij de berg op. Als dank gaf ik hem mijn rozenkrans. Het jaar daarna mocht ik weer naar Libanon. Raad eens wat ik als eerste in mijn koffer stopte!
Eenmaal op die berg aangekomen was het uitzicht onbeschrijfelijk mooi. De grootste druktemakers werden er stil van. Je zou het bijna een godsontmoeting kunnen noemen. Godsontmoetingen vinden vaker plaats op bergen, we lezen het vandaag in het Evangelie. Vlak voordat Jezus met enkele leerlingen de berg opgaat, vertelt Hij wat Hem staat te gebeuren. Hij is de lijdende Dienaar, Hij zal door kruisiging sterven en na drie dagen weer uit de dood opstaan. Petrus kan dit niet geloven en gaat er tegenin, waarop Jezus reageert met de vermanende woorden: “Ga weg, achter mij, Satan!”
Jezus vertelt dat het zijn leerlingen (en ons) veel zal kosten om Hem na te volgen. We zullen ons kruis moeten dragen, maar “wanneer de Mensenzoon komt, in gezelschap van zijn engelen en bekleed met de stralende luister van zijn Vader, dan zal Hij iedereen naar zijn daden belonen.” Die stralende luister komen we vandaag in het Evangelie dus al een beetje tegen. We zijn in de lezing van vandaag een paar dagen verder en Petrus, Jakobus en Johannes vergezellen Jezus de berg op. Hier zijn ze getuige van de gedaanteverandering van de Heer. Zijn gezicht straalt als de zon en Elia en Mozes verschijnen ook nog. Jezus toont zijn goddelijke aard.
De drie leerlingen weten waarschijnlijk niet wat ze hier nu van moeten denken. Wat doe je dan? Wel, je steekt de handen uit de mouwen en gaat maar wat doen! Petrus stelt voor om even wat tenten neer te zetten, praktisch als hij is. Dan klinkt de stem van God: “Dit is Mijn geliefde Zoon, luister naar Hem!” De leerlingen zien de gedaanteverandering van Jezus, ze zien een verschijning van Elia en Mozes, maar als de stem van God klinkt, pas dan schrikken ze zich wezenloos. Jezus stelt hen gerust: “Wees niet bang, maar spreek er nog maar niet over”.
Op bergen gebeuren dus de meest wonderlijke dingen. Voor die Godsontmoeting zal je wel moeite moeten doen, stappen zetten en in beweging komen. Je moet iets meer doen dan een lift regelen om bovenop te komen. Een berg is natuurlijk meer dan een locatie, met andere woorden: boek niet direct een wandelvakantie. Het is tegelijkertijd een innerlijke houding waarmee je het hogerop mag zoeken, mag uitstijgen boven het alledaagse.
Dit treffen we ook aan bij Abraham, in de eerste lezing (Gen. 12, 1-4). Hij komt letterlijk in beweging als God hem vertelt om op weg te gaan. Abraham krijgt de belofte dat het hem daar goed zal gaan. God gaat een verbond met hem aan. Vol vertrouwen laat Abraham zijn zekerheden los. Zo ontstaat er ruimte om zijn roeping te volgen, om te doen wat God van hem vraagt. Door die verbondsgedachte toont God dat Hij met ons een dynamische relatie aangaat. Dat is een relatie die je in beweging brengt en gaande houdt.
Misschien denk je ondertussen: ‘Nou, ik ben geen bergbeklimmer. Het is wel goed zo!’ Op deze zondag sluiten we een bijzondere periode af. Vanwege de torenhoge energiekosten moesten we afgelopen november besluiten om drie kerken gedurende drie maanden voor de zondagse liturgie te sluiten. Dat was uiteraard geen makkelijke beslissing, maar wel een verstandige. Het viel mij de afgelopen maanden op dat velen van u in beweging kwamen. Geloofsgenoten namen elkaar mee naar andere kerklocaties om toch samen te kunnen vieren, om als geloofsgemeenschap in de nog open kerken die Godsontmoeting te hebben. Dat is wat kerk-zijn is: als geloofsgemeenschap met elkaar optrekken, moeite doen en over drempels stappen. Kerk-zijn in je eentje is namelijk onmogelijk.
Was het leuk of makkelijk? Nee, waarschijnlijk niet. Zekerheden loslaten kan soms ook eng zijn. Dat gold ook voor Abraham toen hij Gods stem hoorde en zijn schoenen aantrok. Dat gold ook voor Petrus, Jacobus en Johannes op die berg net zo goed. En dan zegt Jezus: "Wees niet bang"! Geloven is namelijk ook een kwestie van vertrouwen. De bekende priester Henri Nouwen heeft dit vergeleken met een trapeze-artiest in het circus. Zij halen de meest gevaarlijke capriolen uit in de nok van de circustent. Er zijn twee figuren: de vlieger, die de salto’s maakt, en de vanger, die hem of haar uit de lucht plukt. Nouwen stelt dat de vanger de echte held van de act is. De vlieger mag namelijk niet grijpen naar de vanger, dan breekt hij zijn polsen en ligt hij beneden. Het enige dat hij kan doen is zijn handen uitstrekken, in het vertrouwen dat de vanger hem opvangt.
In ons gelovig mogen we diezelfde houding aannemen. Als het leven ingewikkeld is, als we salto’s moeten maken, dan mogen we onze handen uitstrekken, in het vertrouwen dat onze God ons vangt en begeleidt. Het enige dat van ons gevraagd wordt is het hebben van Godsvertrouwen. Daarbij kan het nooit kwaad om een rozenkrans in je zak te hebben! Door Christus, onze Heer. Amen.
Pastor Sander Verschuur