We lezen deze zondagen in het evangelie de beroemde ‘Ik ben’-woorden van Jezus. Vorige week hoorden we Hem zeggen: ‘Ik ben het levend water’. Vandaag zegt Jezus: ‘Ik ben het licht van de wereld’. En volgende week, bij de opwekking van Lazarus, hoort u Hem zeggen ‘Ik ben de verrijzenis en het leven’. Bij de evangelist Johannes vind je zeven van deze ‘Ik ben’-woorden. Het is een subtiele verwijzing naar de Godsnaam ‘Ik ben die is’, waarmee God zich aan Mozes voorstelt in het verhaal over de brandende braamstruik (Exodus 3).
Vandaag lezen we over de genezing van de blindgeborene. Een zeer belangrijk ‘teken’, zoals Johannes de wonderen van Jezus noemt. U weet, ik ben erg voor de methode van de allegorische lezing. Dat wil zeggen: zie het vooral als een verhaal met een betekenis, niet zozeer als een historisch verslag. Als je dat laatste doet, dan denk je: heeft die blinde even geluk dat Hij Jezus ontmoet, anders was hij altijd blind gebleven. Je blijf dan steken in wat er zich afspeelde toen en daar. Zo’n uitleg zegt niets over ons, hier en nu. Zie daarom de blindheid als een geestelijke blindheid. Wij kunnen niet meer zien met de ogen van onze ziel. Een blinde ziel verduistert de geest en een verduisterde geest leidt tot zonde.
Johannes nodigt je uit jezelf in de blinde man te herkennen. We zijn allemaal, in de geestelijke zin van het woord, blind geboren. Dat heet met een technisch woord ‘erfzonde’. Echter, we zijn geroepen tot heiligheid. De kerkvader Origenes zei: heilig zijn wil zeggen dat je kijkt met de ogen van Jezus. Wat zie je met de ogen van Jezus? Dan zie je dat alles in de wereld met elkaar samenhangt en op de een of andere manier met God verbonden is. Als je geest is verduisterd, kun je niet zien zoals Jezus die ziet. Wat zie je dan? Zonder God zie je de wereld als losse individuen, iedereen op zijn of haar eigen eilandje, voortdurend in competitie met elkaar, het eigenbelang voorop, eerst het ‘ik’ en dan de rest, de medemens als middel in plaats van doel. Wie zo in de wereld staat is geestelijk blind. We horen dit ook in de eerste lezing vandaag: "God ziet niet zoals een mens ziet; een mens kijkt naar het uiterlijk, maar de Heer kijkt naar het hart" (1 Sam. 16, 7).
De omstanders van de blinde man vragen Jezus door welke zonde hij blindgeboren is. Zijn blindheid moet een oorzaak hebben en die oorzaak moet een zonde zijn, een straf van God. Jezus antwoordt door te zeggen dat in deze blinde Gods glorie zich manifesteert (v. 3). Met andere woorden, in de genezing die Jezus verricht laat God zien wie Hij werkelijk is: geen bestraffende God, maar een helende, bevrijdende God. Daarom zegt Jezus: “Ik ben het Licht van de wereld” (v. 5). Hij verlicht onze geest met de Geest van God.
Jezus geneest de man door met speeksel en zand een soort papje te maken en dat op de ogen van de man te smeren. Een bijzondere handeling! Op andere momenten hoeft Jezus maar te spreken, maar hier doet Hij er nog een handeling bij. Het wordt vaak uitgelegd als de handeling bij een sacrament. Als de priester een sacrament bedient, dan gaat hij niet met zijn eigen speeksel aan de slag, maar maakt hij wel gebruik van iets aards, zoals water bij de doop en olie bij de zalving. In een sacrament komen een aards en een hemels element samen. Genezing is niet òf iets aards òf iets hemels. Het is een samengaan van beide werkelijkheden. In de persoon van Jezus komt dit in optima forma tot uitdrukking: Hij is én ten volle God én ten volle mens. Hij is hemels Licht in deze aarde duisternis!
Daarom is in elk sacrament Jezus de handelende persoon. De priester leent slechts zijn handen en stem aan Jezus. In de sacramenten is Jezus handelend aanwezig in deze wereld. De sacramenten zijn niet bedoeld om een trucje te doen of om op verzoek een wonder te laten geschieden. Elk sacrament wil ons innerlijk oog openen, onze ziel bevrijden uit de duisternis, onze geest naar het Licht brengen. De blinde man moet zich, nadat Jezus zijn ogen met zand en speeksel heeft ingesmeerd, wassen in een vijver. Dit is een voorafbeelding van de doop. Pas na de doop is de blinde man in staat om te zien. Het is om die reden dat de doop aan alle overige sacramenten voorafgaat en ons bevrijdt van de ‘erfzonde’, onze aangeboren geestelijke blindheid. De doop is de ‘poort’ naar de sacramenten en daarmee de poort naar de Kerk. Door de doop worden wij opgenomen in het Lichaam van Christus. Vandaar dat de blinde man pas kan zien nadat hij zich in de vijver heeft gewassen. Hij ziet nu met de ogen van Jezus. Om het zicht te kunnen behouden heb je voeding nodig: dat is de eucharistie.
In de eucharistie zien we met geheelde ogen, en daarmee zien we als Jezus. We zien dus niet een stukje brood, maar we zien het Lichaam van Christus. Je ziet dit alleen als je innerlijk van je blindheid bent genezen. Laat je daarom aanraken door Jezus in de sacramenten van de Kerk. Van je blindheid genezen kun je met Pasen zien dat Jezus werkelijk verrezen is. Dan zie je het kruis, niet als de dood die het laatste woord heeft, maar als een teken van liefde die tot het uiterste gaat. Je ziet in het kruis een teken van bevrijding, een teken dat God het eerste én het laatste woord heeft, nu en tot in eeuwigheid. Door Christus, onze Heer. Amen.
Diaken Franck Baggen