MENU
< TERUG

ACTUEEL

Preek 1e zondag 40-dagentijd jaar B. Marc. 1, 12-15. Jezus en de duivel.

Foto: Getty Images

15 februari 2024

De Heilige Geest stuurt je soms vreemde kanten op. Je bevindt je in een situatie waarbij je je afvraagt: Wat doe ik hier? Wat vraagt God van mij? Die ervaring heeft Jezus ook. De Heilige Geest, Gods stuwende liefde, daalde op Hem neer toen Hij in de Jordaan stond om door Johannes de Doper te worden gedoopt. Jezus stond daar op het snijvlak tussen aarde en hemel. In het evangelie van vandaag wordt Jezus door diezelfde Geest, door diezelfde stuwende liefde, naar de woestijn geleid en wel in de armen van de duivel! In dit verhaal is niet de duivel de initiatiefnemer, maar de Heilige Geest. Dat was anders in het verhaal van de zondeval, toen Adam en Eva van de verboden vrucht aten. Daar drong de duivel het paradijs binnen en verleidde de mens. In het evangelie van vandaag dringt God, in de persoon van Jezus, het “paradijs” van de duivel binnen, een doodse woestijn. Jezus leert zijn vak in de school van de zonde.

Wat doet Jezus? Hij put de duivel uit. Je kunt het vergelijken met aikido, een Japanse vechtkunst. Bij aikido treed je niet zelf met agressie op je tegenstander toe, maar versla je je tegenstander door gebruik je maken van diens eigen energie. Je keert de kracht van de tegenstander om tegen zichzelf. Daarmee ‘neutraliseer’ je het kwaad, want je voegt zelf geen agressie toe. Precies dat, maar dan in de geestelijke zin van het woord, zien we Jezus doen in de woestijn. Hoe de duivel ook zijn best doet, hij krijgt geen greep op Jezus.

Marcus schrijft dat Jezus ‘verbleef bij de wilde dieren’ en ‘de engelen bewezen Hem hun diensten’. Wilde dieren en engelen zijn elkaars uitersten. Ook hier bevindt Jezus zich op het snijvlak tussen twee uitersten. Jezus staat in de fysieke, kille, aardse werkelijkheid (verbeeld door de wilde dieren) én in de geestelijke, hemelse, liefdevolle, goddelijke werkelijkheid (verbeeld door de engelen). Zo is het ook bij ieder van ons. Wij bevinden ons ook op dat snijvlak. In ons komen het fysieke en het spirituele samen. Dat is uniek aan de mens. Wilde dieren zijn louter aards en engelen louter hemels, maar de mens – die zowel kenmerken kan vertonen van een wild dier én van een engel – bevindt zich op het snijvlak tussen beide.

Dat geldt ook voor Noach, dat we als spiegelverhaal horen in de eerste lezing. De Ark van Noach, de ‘microkosmos’ van Gods schepping, drijft op de woeste zee. De aarde is weer in chaos veranderd, zoals het ook was aan het begin van het scheppingsverhaal. De schepping, het begin van de relatie tussen God en mens, was tot een woestenij geworden, eenzelfde woestenij waar de duivel woont. De zondvloed is het verhaal van God die de relatie met de mens herstelt door het terug te brengen tot zijn essentie: van alles een mannetje en een vrouwtje. Zo is het ook met relaties die in crisis zijn: je gaat terug tot de essentie ervan, tot de beginliefde waaruit het is ontstaan. Het komt dan aan op die ene vraag: ‘Houd je nog van me?’. Het antwoord op die vraag bepaalt of de relatie een herstart kan maken of niet. Als die beginliefde er nog is, dan heeft de relatie een kans. Precies daarover gaat het verhaal van Noach en de Ark. Die beginliefde is God en daarom zal de relatie nooit verdwijnen. Zodoende kan Gods schepping een doorstart maken. De herstart van de relatie wordt ondertekend met een regenboog. Gods licht, Gods liefde, valt uiteen in alle kleuren van het spectrum. Gods liefde kent vele kleuren!

Aan het begin van de Veertigdagentijd mogen we onszelf daaraan herinneren. We staan op het snijvlak tussen aarde en hemel. Het is een valkuil om het fysieke en het geestelijke uit elkaar te halen. Ze horen onlosmakelijk bij elkaar. De duivel probeert Jezus te verleiden om een kant te kiezen: het aardse of het hemelse. Jezus zwicht er niet voor, maar blijft in balans. Hij wijst de wilde dieren niet af, net zomin als Hij de engelen afwijst. Hij verricht zijn wonderen precies op het snijvlak tussen die twee. Ook wij zijn daartoe in staat, als we maar de juiste balans weten te vinden. Daarvoor is de Veertigdagentijd bedoeld, de periode van vasten, bidden en aalmoezen geven. Vasten is gericht op het aardse; bidden is gericht op het hemelse. Beide ontmoeten elkaar in het geven van aalmoezen.

Een oprechte aalmoes toont de goede balans tussen vasten en bidden, tussen het aardse en het hemelse. Zie het vasten niet als een lichamelijke sport of het bidden als een geestelijke sport, maar zie ze als de twee rails waar de trein van de aalmoes op rijdt. In het vasten geschiedt geen wonder, net zomin als in het gebed. Het wonder zit in de aalmoes. Zo zijn wij geroepen ons leven tot een aalmoes te maken, waarin de juiste balans tussen hemel en aarde tot uiting komt. Daarom drijft Gods Geest ons deze veertig dagen in de ‘geestelijke woestijn’. Met zijn hulp kunt ook u dat wonder laten geschieden! Ik wens u een gezegende Veertigdagentijd toe. Door Christus, onze Heer. Amen.

Diaken Franck Baggen

Preek 6e zondag na Pasen. Joh. 15, 9-17. In het licht van 4 en 5 mei
5 mei 2024
Preek 5e zondag na Pasen. Joh. 15, 1-8. De wijnstok en de ranken
24 april 2024
Preek Pasen 2024. Joh. 20, 1-9. Schepping 2.0
27 maart 2024
Preek Palmzondag. Psalm 22. Een worm, geen mens meer.
20 maart 2024
Preek 5e zondag 40-dagentijd. Jer. 31, 31-34. In je hart gegrift.
17 maart 2024
Preek 4e zondag 40-dagentijd. Joh. 3, 14-21. Jezus en Nikodemus.
9 maart 2024
laad meer artikelen artikelen aan het laden geen nieuwe artikelen