MENU
< TERUG

ACTUEEL

Preek 29e zondag jaar A. Mat. 22, 15-21. Een denarie van/voor de keizer.

16 oktober 2023

Jezus ligt op rampkoers met de Farizeeën. Ze zoeken naar mogelijkheden om Jezus in de val te lokken, om zo een excuus te hebben om Hem te kunnen veroordelen. Een bekend spreekwoord zegt: de vijand van mijn vijand is mijn vriend. Dat is hier het geval. In hun strijd tegen Jezus zoeken de Farizeeën toenadering tot de Herodianen. Beide groepen mogen elkaar niet. Herodianen zijn joden die op de hand van koning Hedores zijn. De Farizeeën zien Herodes als een stroman van de Romeinse onderdrukker en verafschuwen hem. De Farizeeën en de Herodianen worden in elkaars armen gedreven door hun gedeelde afkeer van Jezus. Ze willen Hem in de val lokken met de vraag over het betalen van belasting aan de keizer. Keurt Jezus dat goed, dan hebben de Farizeeën Hem te pakken. Als Jezus dat afwijst, dan valt Hij ten prooi aan de Herodianen. In feite kon Jezus geen kant op. 

De Romeinen kenden grofweg drie soorten belasting: grondbelasting, tolbelasting en persoonsbelasting. Om deze laatste belasting gaat het hier. Die belasting bedraagt één denarie per persoon, ongeveer het loon voor een dag werken. Een denarie is een zilveren muntstuk met daarop de beeltenis van de keizer. In de tijd van Jezus was dit keizer Tiberius, de zoon van keizer Augustus. Tiberius stond op de munt afgebeeld als een olympische god, met een lauwerkrans om zijn hoofd. Daarrond staat de tekst: Tiberius Caesar Divi Augusti Filius Augustus = keizer Tiberius, goddelijk verheven zoon van Augustus. Met andere woorden: de keizer moet als godenzoon aanbeden worden.

Zo’n denarie, met de beeltenis van de keizer, is persoonlijk eigendom van de keizer. De belasting, die je per persoon moet betalen, is dus niets anders dan teruggeven wat je van de keizer hebt ontvangen. Zo eist de keizer het zijne terug. Door het betalen van deze belasting erken je zijn keizerlijk gezag, maar vooral zijn goddelijkheid, zoals de tekst op de munt duidelijk aangeeft. En daar wringt de schoen! Het is om die reden dat veel joden weigeren hun persoonsbelasting te betalen aan de keizer. Want als zij dat wel doen, zouden zij de goddelijkheid van de keizer erkennen, wat in hun ogen blasfemie is.

Nu komen leerlingen van de Farizeeën naar Jezus toe (v. 16). Let even op dit detail: de Farizeeën zélf durven Jezus niet te bevragen, zij sturen hun leerlingen. Wat zegt Jezus tegen deze leerlingen: Laat Mij de belastingmunt eens zien (v. 19). Hier gaat Jezus sluw te werk. Hij zal vast ook wel zo’n muntje op zak hebben gehad, maar Hij vraagt aan de leerlingen om hún muntje te laten zien, wat ze ook doen. Hier trappen zij in hun eigen val: de munt die zij haten en verafschuwen, de munt die in hun ogen godslasterlijk is, die munt halen zij zelf uit hun portemonnee tevoorschijn! Deze munt staat voor alles wat zij haten en verafschuwen, maar ze spekken er wel hun kas mee! Hoe schijnheilig kun je zijn?

Jezus vraagt: wiens beeltenis is dit? Van de keizer. Dan zegt Jezus: geef terug aan de keizer wat van de keizer is en geef terug aan God wat van God is. Het werkwoord is hier ‘teruggeven’ en niet ‘geven’, zoals in veel vertalingen staat. Je geeft terug aan de keizer wat van hem is. Daarmee doe je niets verkeerd. De vraag is echter: geef je ook terug aan God wat van God is? Je hebt immers alles, zelfs je leven, van God ontvangen. Wat geef je daarvan terug en wat claim je voor jezelf? Dat is een gewetensvraag voor ons allemaal!

Het zal niet lang meer duren of Jezus voelt de koude, dodelijke hand van de keizer als Hij is diens naam aan het kruis wordt geslagen. Toch zal blijken dat de macht van de keizer zeer betrekkelijk is, als Jezus na drie dagen uit de dood opstaat. Daarom zegt Hij tegen Pilatus: “Gij zoudt volstrekt geen macht over Mij hebben, als u die niet van boven gegeven was” (Joh. 19, 11). Hiermee zegt Jezus dat koningen en keizers binnen de machtssfeer van God vallen. Uiteindelijk hebben niet zij macht over leven en dood, maar alleen God. De apostel Petrus zegt daarom in zijn brief: “Vrees God, eer de keizer” (1 Petr. 2, 17). Heb eerbied voor de keizer, maar heb ontzag voor God. 

Dat zingen wij nog steeds in het Wilhelmus: “De koning van Hispanje heb ik altijd geëerd”. De koning van Spanje was in de 16e eeuw bezetter van ons land, en toch eren wij hem nog steeds. Wat belangrijker is, is dit vers: "Mijn schild ende betrouwen zijt Gij, o God mijn Heer." Ieder mens, ook koningen en keizers, hebben nu eenmaal zijn en haar plaats in de kaders die God stelt. Ons schild en vertrouwen is noch de koning, de keizer of de minister-president, noch Apple of Samsung, noch TikTok of Instagram, maar alleen God in Christus!

Het gaat uiteindelijk om de vraag: heb je ontzag voor God en geeft je aan Hem terug wat je van Hem ontvangen hebt? Wat moeten wij dan teruggeven aan God? De profeet Micha geeft ons het antwoord: “God wil niets anders dan dat gij u houdt aan het recht, dat gij de trouw eerbiedigt en u tegenover uw God ootmoedig gedraagt.” De Bijbel in Gewone Taal zegt: “God vraagt alleen dit: Wees eerlijk, rechtvaardig en trouw en denk niet alleen aan jezelf, maar leef dicht bij God.” (Micha 6, 8). Zo geven wij terug aan God wat van God is. Moge diezelfde God ons daarin tot leidsman zijn. Door Christus, onze Heer. Amen.

Diaken Franck Baggen

Preek 16e zondag. Marc. 6, 30-34. Rust nu wat uit.
18 juli 2024
Preek 15e zondag. Marc. 6, 7-13. Het stof van je voeten schudden.
11 juli 2024
Preek 14e zondag. Marc. 6, 1-6. Gods aanwezigheid.
3 juli 2024
Preek 13e zondag. Marc. 5, 21-43. In beweging komen.
30 juni 2024
Preek 12e zondag. Marc. 4, 35-41. Storm op het meer.
20 juni 2024
Preek 11e zondag. Marc. 4, 26-34. Gods Nieuwe Wereld
17 juni 2024
laad meer artikelen artikelen aan het laden geen nieuwe artikelen