Het roepingsverhaal van de vissers langs het meer vind ik altijd heel bijzonder, bijna ongeloofwaardig. Jezus loopt langs de oevers van het meer, ziet daar vissers aan het werk, roept hen om zijn volgeling te worden, waarop de vissers terstond hun netten en boten, hun personeel en in het geval van Jacobus en Johannes zelfs hun vader in de steek laten om Jezus te volgen. Het kan niet anders of deze vissers moeten Jezus gekend hebben. Daar zijn ook aanwijzingen voor. Mogelijk waren zij leerlingen van Johannes de Doper (zie Joh. 1, 35 en verder; het evangelie van vorige week zondag). Via Johannes hadden ze met Jezus kennisgemaakt. Nu roept Jezus hen om Johannes te verlaten en zich bij Hem aan te sluiten, wat ze dan ook meteen, bijna zonder nadenken, doen.
Dat Jezus hen riep is uitzonderlijk. Joodse rabbi’s wierven nooit zelf leerlingen. Als je leerling wilde worden bij een rabbi ging je zelf naar die rabbi toe. Leerling werd je dan naast je beroep. Veel beroepen waren seizoensgebonden en als het seizoen aanbrak, ging je weer aan het werk. Zo was het ook met de vissers. Jezus gaat echter anders te werk. Hij nodigt je uit om zijn leerling te worden. De vissers konden relatief makkelijk de overstap maken, want Johannes de Doper had gezegd dat Jezus degene is die komt in de naam van de Heer. Hij moet groter worden, ik kleiner, zei Johannes (Joh. 3, 30). Zo kiest Jezus ook vandaag ons uit en niet wij Hem (Joh. 15, 16). Hij maakt ons tot vissers van mensen.
Wij worden vissers van mensen. Het beroep van visser is mij totaal vreemd. In Limburg, mijn geboortegrond, kennen we geen vissers zoals je die hebt in de grote vissersplaatsen als Scheveningen, Katwijk, Urk, Volendam, enzovoort. Toen een beroepsvisser, een vriend van mijn schoonouders, eens over zijn werk vertelde, ging er een wereld voor mij open. Naïef als ik was dacht ik altijd dat vissers ’s morgens uitvaren, hun netten uitgooien en ’s avonds weer thuiskomen. Zo is het dus niet. Vissers blijven wel een week op zee, als het niet langer is. Als Jezus ons dus vissers van mensen noemt, dan is dat een zeer serieuze aangelegenheid! Dat is niet iets ‘dat je eventjes doet’. Het vraagt wel iets van je.
Marcus zegt dat de vissers hun netten in de steek lieten (v. 18). Het belangrijkste werktuig voor de visser is het net. Zonder net vang je niks. Als vissers van mensen hebben we dus ook een net nodig. Wat is ons ‘net’, waar ‘vissen’ wij mee? Dat is het Woord van God. In het begin was het Woord, zegt de evangelist Johannes in zijn proloog. Daarmee begint alles. Vandaag, de derde zondag in de tijd door het jaar, is het de ‘Zondag van het Woord van God’, door paus Franciscus in 2020 ingesteld. Natuurlijk, we lezen elke zondag Gods Woord, maar vandaag, op de zondag waarop we lezen dat Jezus ons vissers van mensen noemt, staat Gods Woord extra centraal. Immers, ons vissersnet is ervan gemaakt! En dit Woord van God is meer dan de verzameling woorden die in de Bijbel staan. Het Woord van God is het weefsel van de Heilige Schrift, de sacramenten, de eucharistie, de kerkelijke traditie en het kerkelijk leergezag, en uiteraard ook de diaconie, waarin we Gods Woord omzetten in daden van naastenliefde. Dat alles is geweven tot het net waarmee wij als mensenvissers werken.
Dit net waarmee wij vissen is iets wat van generatie op generatie wordt doorgegeven. Jezus geeft het allereerst aan zijn leerlingen, die het weer aan hun leerlingen doorgeven, en zo tot op de dag van vandaag. Zelf zijn we op de één of andere manier ook in het net terechtgekomen. Het net is op enig moment ook over jou en mij uitgegooid. Dat kan zijn bij je opvoeding, op school, tijdens een vriendschap, in de parochie of waar dan ook. In de goede zin van het woord zijn we erin verstrikt geraakt, dat wil zeggen, in Gods Woord. Het net uitwerpen is de kerntaak van de Kerk. Het is onze roeping anderen aan boord van Christus te brengen. Zo bracht de apostel Andreas zijn broer Petrus bij Jezus en sindsdien bleef Petrus bij Hem (Joh. 1, 40-42). Het net werkt dus op verschillende manieren.
Het evangelie van vandaag is een roepingsverhaal. Ook u, jij en ik zijn geroepen. Roeping is meer dan een priester- of diakenroeping. Alles begint met geroepen worden tot geloof, wat niets anders is dan geroepen worden om leerling van Jezus te worden. Ga eens bij jezelf na waar de wortels van jouw roeping liggen. Je zult merken dat dit iets heeft van gevangen worden in een net. Zie dit niet negatief, zo van ‘ik kan geen kant meer op’, maar zie dit als een redding. Je wordt uit de zee van de zonde getrokken en aan boord gebracht van Jezus’ vissersboot, wat een beeld is van zijn Kerk. Wees blij als je in zijn net zit, want dan weet je dat je nooit meer verloren zult gaan. Bij Hem ben je veilig. De ervaring leert, als het om een oprechte roeping gaat, dat je dit nooit meer loslaat. God laat nooit varen het werk dat zijn handen begonnen zijn. Gelukkig maar! Door Christus, onze Heer. Amen.
Diaken Franck Baggen