In deze tijd van verkiezingen komen de meningen je overal tegemoet. Overal zie je lijsttrekkers die elkaar de maat nemen, verschillen uitvergroten, terwijl ze elkaar straks weer nodig hebben om verder te kunnen. Het roept een vraag op die ons allemaal raakt: hoe kijken wij naar de ander? Zien we vooral wat ontbreekt, of ook wat goed is? Dat speelt niet alleen in de politiek. Ook in ons eigen leven kunnen we snel oordelen over anderen. Maar durven we ook in de spiegel te kijken en te zien waar wij kunnen groeien? We hebben allemaal Gods barmhartigheid nodig. Want ieder van ons neemt weleens een verkeerde afslag. Dat doet iets met onze relatie met God, met de naasten of met onszelf. Daarin mogen wij steeds weer vragen en rekenen op Gods liefde. Hij zet ons, als wij daarvoor openstaan, weer op het rechte spoor. We moeten het alleen wel onder ogen durven zien.
In het evangelie van vandaag zien we twee mensen die bidden. De een staat rechtop en kijkt om zich heen; de ander durft nauwelijks zijn ogen op te slaan. De Farizeeër is trouw aan de voorschriften, hij doet zelfs meer dan verplicht is. Daar is op zich niets mis mee, zijn inzet is zelfs bewonderenswaardig. Het gaat mis als zijn gebed verandert in zelfvoldaanheid. Alsof hij tegen God zegt: “Kijk eens hoe goed ik het voor elkaar heb! Met mij hebt U het wel getroffen.” De tollenaar heeft een andere houding. Hij weet dat het niet goed zit en vraagt om barmhartigheid. Hij maakt zich klein voor de Heer. De Farizeeër kijkt naar zichzelf, de tollenaar kijkt naar God. De een praat zichzelf goed, de ander laat zich goedmaken door God. Juist die laatste gaat, zegt Jezus, gerechtvaardigd naar huis. God zet hem op het rechte spoor.
Christus nodigt ons uit om in de spiegel te kijken. Door ons klein te maken voor de Heer kunnen we groeien in geloven.
Daartoe mogen we onze eigen fouten en tekorten onder ogen komen. We kunnen ze niet meer terugdraaien en soms zelfs de gevolgen niet meer rechtzetten. Het beschadigt onze relatie met God, want het houdt ons weg van zijn liefde. Dit komen we tegen bij Adam en Eva. Na de zondeval durven zij God niet onder ogen te komen, ze verstoppen zich. Zoals een kind een foutje voor zijn ouders verstopt, kunnen wij ons soms verschuilen voor God. Bijvoorbeeld als het bidden niet lukt omdat we ons niet waardig voelen. In zijn brieven geeft Paulus hier geregeld een reactie op, want door Christus’ dood zijn wij door God aanvaard (cf. Rom. 5,8). We zijn gered. Daarom moeten we onze fouten durven benoemen en mogen we rekenen op Gods liefdevolle vergeving. We mogen ons kwetsbaar opstellen voor God en Hij zal ons rechtvaardigen. God plaatst ons steeds weer op het rechte spoor. God is een rechtvaardige rechter, zoals we in de eerste lezing hoorden. Hij oordeelt eerlijk. God is bij de slachtoffers, bij hen die het moeilijk hebben. Daartoe mogen we ons steeds weer vol vertrouwen tot Hem richten.
Hierbij moeten we er wel rekening mee houden dat we niet te veel op de Farizeeër gaan lijken en hem lekker op z’n plek zetten. Het is te makkelijk om anderen te veroordelen met de Bijbel in de hand.
Het begint bij onszelf. We kunnen pas open naar anderen zijn als we eerlijk durven kijken naar ons eigen hart. De Kerk helpt ons daarbij door de sacramenten. In het bijzonder de Eucharistie, waarin wij Christus zelf ontvangen en telkens opnieuw kracht uit mogen putten. Ook het sacrament van boete en verzoening, het sacrament van vergeving, is een groot geschenk. Door te biechten erkennen we dat we mensen zijn die fouten maken en Gods barmhartigheid nodig hebben. Soms hoor ik: “Wat heb ik nu te biechten, ik doe geen grote dingen verkeerd.” Dan heb je eigenlijk al je eerste gespreksonderwerp te pakken. Het gaat er niet alleen om dat we vergeving vragen voor grote misstappen, maar ook voor die kleine dingen die we voor onszelf goedpraten. Het zijn vaak die kleine vlekjes die langzaam een waas leggen over ons hart. Als we ze laten liggen, koeken ze vast en wordt het opruimen zwaar werk. Als je er op tijd bij bent, houd je ruimte voor het licht van God. Een hulpmiddel daarbij is een biechtspiegel: een moment van eerlijkheid waarin we nagaan waar het schuurt, waar we vastlopen en waar we kunnen groeien. Misschien kunnen we onszelf vandaag een paar eenvoudige vragen stellen.
Heb ik genoeg aandacht gehad voor de mensen die dicht bij mij staan?
Ben ik zorgvuldig omgegaan met wat mij is toevertrouwd, met mijn geld, mijn lichaam, mijn tijd?
Heb ik hulp gevraagd wanneer ik het zelf niet kon?
Heb ik iemand beoordeeld zonder echt te luisteren naar zijn verhaal?
Kan ik met blijdschap zien dat een ander groeit, ook als dat mij minder zichtbaar maakt?
Zo’n eerlijk moment helpt ons om opnieuw te kiezen voor het leven vanuit het dubbelgebod van de liefde: met oog voor God, voor de ander en voor onszelf. Als we zo in de spiegel kijken en ons klein maken voor God, ontdekken we dat God niet veroordeelt maar rechtmaakt. Zo zet Hij ook ons, steeds weer, op het rechte spoor en mogen wij zijn wegen gaan met daden van liefde, als pelgrims van hoop. Amen.
Pastor Sander Verschuur
Afbeelding: Gelijkenis van de farizeeër en de tollenaar. Theatrum biblicu. Rijksmuseum. Via Wikipedia.