De strijd in Exodus in de eerste lezing vandaag is die tussen de stammen van koning Amalek en het volk van Israël onder leiding van Mozes. Oppervlakkige lezers van de Bijbel – en die zijn er helaas veel – zeggen: de Bijbel is gewelddadig! Inderdaad, in de Bijbel levert Israël voortdurend strijd tegen vijandige machten. Echter, deze verhalen staan niet in de Bijbel vanwege het geweld. De strijd die er geleverd wordt, zegt iets over de weg wie wij als gelovigen individueel en als gemeenschap moeten gaan in de weerbarstigheid van het leven.
Het volk Israël onder leiding van Mozes verpersoonlijkt de wil en de weg die God voor de mensheid, en dus ook voor ons, heeft uitgestippeld. Amalek staat voor de krachten en machten die daar tegenin druisen, die Gods wil en weg dwarsbomen. De strijd van het volk Israël tegen zijn vijanden is een strijd die iedere gelovige moet leveren, in de geestelijke zin van het woord. Geestelijk bezien is een gelovig leven een gevecht tegen allerlei opponenten, tegen allerlei verleidelijke machten die je van Gods wil en weg willen afleiden.
Stel jezelf de vraag: wie of wat is de Amalek in mijn leven? Wellicht is dat je hang naar status, macht en rijkdom? Misschien is het je trots of je grote ego? Amalek kan ook een verslaving zijn aan drank, drugs, seks, geweld, noem maar op. Amaleks zijn ook personen die je van je geloof willen afpraten, mensen die zeggen: geloof is onzin, een sprookje, de kerk is een zinkend schip, onwetenschappelijke nonsens, enzovoort. Met andere woorden: we hebben allemaal een Amalek in ons leven die je zicht op God vertroebelt en elke poging om een leven te leiden naar Gods wil en geboden probeert te dwarsbomen. Gods weg gaan, Christus navolgen, betekent strijd leveren met de Amaleks van deze wereld.
Het verhaal van Mozes, Aaron, Chur en het volk Israël die strijden tegen Amalek is ook een prachtige metafoor voor de Kerk. Mozes leidt de strijd, niet als een Napoleon die een landkaart bestudeert met daarop alle vijandelijke linies, maar door aanhoudend in gebed te zijn. Daartoe houdt hij zijn handen omhoog. Hij staat voortdurend in contact met God. Je weren tegen kwade krachten doe je allereerst door gebed, door te luisteren naar Gods Woord. Dat is de priesterlijke taak van de Kerk, en daarmee bedoel ik het algemeen priesterschap van elke gelovige. Door middel van gebed onderhoud je de relatie met God. Bidden gebeurt op veel plekken, zoals hier in de kerk, thuis, bij de zusters in Dordrecht, in de gebedsgroepen in onze parochie, enzovoort. De Mozessen van de Kerk houden het gebed levend en gaande.
Zolang Mozes zijn handen omhoog houdt, is Israël aan de winnende hand. Zodra hij zijn handen laat zakken – dat wil zeggen: wanneer het gebed verstomt – dan is Amalek aan de winnende hand. Mozes moet dus wel zijn handen omhoog houden! Het gebed mag niet verstommen! De weduwe in het evangelie vandaag geeft de moed ook niet op om haar recht te halen. Je mag in het gebed niet versagen – de moed niet verliezen – zegt Jezus (Luc. 18, 1). Echter, voortdurend de handen omhoog houden maakt Mozes moe. Om te voorkomen dat Mozes zijn handen laat zakken, helpen Aaron en Chur zijn handen omhoog te houden. Wie zijn de Aarons en Churs van de Kerk? Dat zijn de vrijwilligers die onze kerken onderhouden, de leden van de locatieraden, de vrijwilligers op het secretariaat, de leden van het bestuur, zij die de parochie steunen met hun gift aan de Kerkbalans en in de collecteschaal, enzovoort.
En dan heb je de strijders op het veld. Dit zijn de vrijwilligers van de parochie die pastoraal en diaconaal actief zijn, zoals de bezoekvrijwilligers, de mensen van de caritas, de missionarissen op allerlei plekken in de wereld, de priesters, diakens, pastoraal werkers, enzovoort. Ik moet denken aan het beeld dat paus Franciscus gebruikte voor de Kerk. Hij vergeleek de Kerk met een veldhospitaal. Waar vind je een veldhospitaal? In de nabijheid van een slagveld! Daarmee zegt de paus dat de Kerk niet ergens achteraf op een rustige weide moet zijn, maar daar waar de strijd wordt geleverd, waar het leven schuurt en botst. Zo hebben we allemaal, als een Mozes, als een Aaron en een Chur, als de strijders op het veld, een taak in de Kerk en de parochie, ieder met zijn en haar gegeven talenten. Een aantal van hen zetten we vandaag in het zonnetje wanneer we de Theresia van Avila-penningen uitreiken, als dank en waardering voor hun tomeloze inzet voor onze parochie.
Vandaag vieren we onze patroonheilige Theresia van Avila. Zij is één van de meest krachtige vrouwen uit onze kerkgeschiedenis. Zij durfde tegen de stroom in te zwemmen. Ook wij als parochie hebben het niet makkelijk. Twee kerksluitingen die op de rol staan gaan ons niet in de koude kleren zitten. Vele vrijwilligers hebben gedurende vele jaren hun kostbare tijd en energie gegeven aan onze gemeenschap en voor onze gebouwen. De veranderingen die eraan komen voelen als een strijd tegen Amalek. Laten we dan leren van Mozes, door vol te houden in gebed, door te blijven omzien naar onze naaste die onze hulp kan gebruiken, door tijd te blijven investeren in onze parochie en door ons werk financieel te blijven steunen. Alles, maar dan ook alles helpt mee! En laten we realistisch blijven: net als bij Mozes worden onze handen en onze geest moe. Waar doen we het voor? Dat is heel menselijk. Maar het is heel christelijk om de moed én de hoop niet te verliezen. We strijden immers niet alleen, maar met Christus. Het Brood van de eucharistie is ons krachtvoer. Het kan ons alleen tot kracht zijn als we blijven geloven in Gods belofte, die Hij in Christus heeft vervuld en in Wie Hij ons altijd nabij blijft, hoe onzeker de toekomst ook moge zijn. Dat is de uitdaging die we aangaan, telkens weer. Door Christus, onze Heer. Amen.
Diaken Franck Baggen